Waarom hard werken niet genoeg is (aldus Rutger Bregman)

Souk in Agadir, Marokko

Het is de vraag der vragen: wat is de meest zinvolle manier om onze tijd op aarde te besteden? Als kind groeide ik op met het Calvinistische gedachtegoed dat wat je doet ten allen tijde nut moet hebben. Geen videospelletjes spelen dus als je op zaterdag ook hotdogs kunt verkopen bij de HEMA om wat bij te verdienen – en daar koop je dan natuurlijk geen merkkleding van, nee, daar ga je zuinig mee om. Hard werken, sober leven. Dat is zinvol.

Nu steeds minder mensen in onze geseculariseerde samenleving in God geloven en hard werken niet meer slechts een middel is om een zekere God te dienen, vragen we ons steeds vaker af waar dat harde werken goed voor is. Een salaris, een dak boven je hoofd en wellicht een jaarlijkse zonvakantie naar een Grieks eiland – maar die externe prikkels zijn allang niet meer voldoende om ons geweten te sussen. Want de uren die we in ons leven aan werk besteden (maar liefst 80.000 volgens onderzoeker Benjamin Todd), wat levert dat nu echt op?

Alsjeblieft: een bullshitbaan én zingevingscrisis

Eerder schreef ik over bullshitbanen, een term van de Amerikaanse antropoloog David Graeber. Banen waarvan mensen zelf vinden dat ze niet nuttig zijn en misschien zelfs schadelijk voor de maatschappij – denk aan banen in de tabaks- of olie-industrie. In een kapitalistische maatschappij waarin werk en geld verdienen als hoogste goed wordt gezien, is het niet gek dat er steeds meer van dat soort banen ontstaan. Inmiddels loopt er op elk kantoor wel een Chief Happiness Officer, Certified Digital Strategy Professional of een Result-driven Customer Value Manager rond. Banen die mensen van de straat houden, maar tegelijkertijd nietszeggend zijn en waarbij je je kunt afvragen of het bedrijf het zou merken als deze banen plots zouden wegvallen.

In mijn twintigerjaren hield de beginvraag uit dit stuk me bezig. Ik maak deel uit van de generatie die werd aangespoord om vooral een passie te vinden, te doen wat je leuk vindt en daar je werk van te maken om zo je leven zin te geven. Bij de studies die ik startte, werden de functies opgesomd die je later dankzij die studie zou kunnen vervullen. Loze functietitels als beleidsadviseur in Brussel of adviseur bij een gemeente, witte kleden die je verwachtingsvol wegtrekt om je vervolgens te realiseren dat er niets onder verstopt zat. Enkel holle ruimte. Ik bleef ontgoocheld achter.

Na mijn studie belandde ik in een zingevingscrisis. Werken an sich was niet langer voldoende. Het moest leuk zijn, mijn talenten aanspreken én impact maken. Als copywriter en social media manager besloot ik alleen nog te werken met opdrachtgevers die met hun bedrijf een positieve impact maakten. Dan hielp ik bijvoorbeeld een bloemenkweker die voorop liep in duurzame teelt of een lokale dierenarts. Lange tijd kon ik mezelf voorhouden dat dat zinvol was, maar tegelijkertijd wist ik dat de bloementeelt allesbehalve duurzaam is en er regelmatig grote partijen bloemen doordraaien op de veiling om zo de prijs van de resterende partijen op te krikken. En dat een huisdier hebben net zo vervuilend is als met een SUV naar Marokko rijden.

Dan heb ik het nog niet gehad over de klussen die ik soms toch aannam omwille van het geld, waarbij elke vorm van positieve impact ver te zoeken was en ik enkel een bijdrage leverde aan een hogere verkoop van producten die niemand echt nodig had.

Hard werken? Check.
Echt impact maken? Not so much.

Voor mij was het destijds reden om het freelancerschap vaarwel te zeggen en in loondienst te gaan bij een non-profitorganisatie in de zorgsector. Nog steeds met een ietwat vage functietitel, maar wél voor een organisatie die daadwerkelijk zieke mensen beter maakt.

Reactie in rubriek ‘Wat zou u doen?’ van de Volkskrant, 23-03-2024

Leg de morele lat hoger

Volgens historicus en auteur Rutger Bregman is dat nog niet voldoende. Hij daagt mensen in niet-essentiële beroepen (als je geen billen wast, lesgeeft of vuilnis ophaalt kun je jezelf daaronder scharen) uit om groter te denken. Morele ambitie te tonen. Je bullshitbaan vaarwel te zeggen. Mensen te redden. Het klimaatprobleem op te lossen. De bio-industrie te ontmantelen. Stop met je talent te verspillen in een baan waarmee je geen of beperkte impact maakt. Doe eindelijk iets waarmee je echt een verschil maakt. Onderneem actie.

Een tijdlang begeleidde ik een arts bij het schrijven van blogs over zijn tijd in Tanzania. Hij werkte daar als tropenarts in een ziekenhuis en had minimale middelen tot zijn beschikking om levens te redden van doodzieke kinderen en dorpsbewoners die hun heil eerst bij medicijnmannen zochten. Inmiddels heeft hij een stichting opgericht waarmee hij gratis medicijnen uitdeelt om dodelijke infecties met bepaalde parasieten te behandelen. En met succes: de stichting redt jaarlijks zo’n 6.000 levens. De impact van zijn werk en dat van zijn collega’s is onmiskenbaar.

Deze tropenarts valt niet in de doelgroep die Rutger Bregman met zijn pleidooi voor morele ambitie probeert te bereiken. Hij heeft een essentieel beroep en daagt zichzelf al uit om op andere manieren impact te maken – bijvoorbeeld door naar Tanzania af te reizen om daar met minder geld meer te kunnen doen voor de bevolking. Bregman bereikt liever consultants, advocaten, adviseurs; mensen die een hoop geld verdienen, voor toonaangevende bedrijven werken en omkomen in meetings. Mensen die slim zijn, talent hebben, maar dat inzetten voor de, in zijn ogen, verkeerde dingen.

De vraag die hij daarmee stelt is interessant: hoe kun je met jouw talent, eigenschappen en vaardigheden meer bijdragen aan de grootste problemen van onze tijd? Kijk niet naar wat je al doet, maar naar wat je nog meer zou kunnen doen. Neem geen genoegen met enkel wat vrijwilligerswerk in de avonduren of een incidentele pro deo zaak.

Wees moralistisch. Wees ambitieus. Voeg die twee eigenschappen samen en je kunt meer bereiken dan je voor mogelijk had gehouden.

Wat als moreel ambitieus werk niet het hoogst haalbare is?

Het maakt de vraag aan het begin van dit stuk haast overbodig. Want als het een gegeven is dat we zoveel tijd in ons leven aan werk besteden, hoeven we ons wellicht niet af te vragen hoe we onze tijd zinvol moeten besteden, maar hoe we onze werkuren zo invullen dat we iets wezenlijks bijdragen. Hard werken, impact maken. Calvijn, move over, een Bregmaniaans tijdperk breekt aan.

Hoewel het geen kwaad kan om je te verdiepen in de vraag hoe je meer kunt bijdragen dan je op dit moment doet, is er ook iets tegenin te brengen. In plaats van ons van de Calvinistische norm te bevrijden, snoert Bregman de touwen strakker vast. Als je geen cruciaal beroep hebt en je leven niet wijdt aan het oplossen van wereldproblemen, doet je werk er klaarblijkelijk niet toe. Bregman meet de waarde van het werk af aan de impact ervan, terwijl werk op zichzelf ook van waarde is: het zorgt voor structuur, ritme, persoonlijke ontwikkeling, sociale contacten, een gevoel van eigenwaarde en voldoening.

Misschien is de oplossing niet om onszelf te dwingen nog nuttiger werk te doen. Misschien zou het juist helpen om werk wat minder belangrijk te maken en onszelf andere vormen van zingeving en impact toe te staan. Onszelf niet blind te staren op de impact die we met ons werk maken, onze identiteit daar niet aan op te hangen, maar onszelf op alle vlakken van ons leven afvragen: hoe kan ik op dit vlak de keuze maken die meer bijdraagt? Of dat nu over werk, relaties, eetgedrag, vriendschappen of kunst gaat.

Laten we ambitieus zijn. Zoeken naar manieren om impact te maken. Maar laten we niet doen alsof moreel en ambitieus werk het hoogst haalbare is – want op dat punt moet ik Calvijn gelijk geven: het leven bestaat uit meer waardevols dan enkel (nuttig) werk.

Beeld: eigen beeld van een souk in Agadir, Marokko.

1
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x