De zinloosheid van (groots) dromen

Ik geef het maar meteen toe: ik heb een hekel aan Leah. Ze is namelijk pas twintig en ze schrijft beter dan ik. En ze kleedt zich beter, nonchalanter, draagt mannenoverhemden die duidelijk vintage zijn zonder uit een hippe vintagewinkel te komen. Zo gaat dat, als je je langzaam en dan toch steeds sneller richting de serieuze kant van je twintigerjaren begeeft. Anderen – jongeren, met name jongeren – halen je aan alle kanten in.

Blijven dromen

Goed, Leah kan daar ook niets aan doen.

We delen een droom – schrijven en misschien ooit zelfs wel, als we het hardop uit durven spreken, publiceren – en dromen delen verbindt, maar het zorgt er ook voor je dat je af en toe stiekem opzij kijkt om te zien hoe ver de ander al is. En of zij je niet plotseling inhaalt op een onbewaakt ogenblik.

Zo’n droom klinkt heel leuk.

Lekker schrijven.

Een boek uitbrengen.

In interviews benadrukken dat niet alles wat je hebt opgeschreven op waarheid gebaseerd is. In het midden laten of je net zo’n onveilige jeugd had als je hoofdpersoon. Jezelf paginagroot terugzien in de Volkskrant. Niets aan te merken hebben op de foto, want wat sta je er verrassend goed op. Op zaterdagochtend tevreden in de zon zitten omdat je boek lovend is ontvangen. Zelfs door die ene kritische recensent die normaliter altijd wel iets te klagen heeft. Op vakantie gaan van je royalties. Ontwijkend reageren als mensen vragen: ‘Komt er een tweede?’

Ook op LinkedIn en Instagram zijn dromen vooral iets leuks. In lange captions lees je hoe iemand hard werkte, nachten doorhaalde, bijna in een burn-out belandde, toch doorzette, ondanks dat niemand in haar geloofde en toen, net op het moment dat ze door haar spaargeld heen was en, o jee, een bààn moest gaan zoeken, toen liep haar (online) bedrijf ineens storm. Publiceerde de Vogue haar illustraties, brak de start-up door waarvoor zij het logo had ontworpen, kochten toch vijfhonderd mensen haar cursus, belde die ene grote klant. Het was ploeteren hoor, maar het was het allemaal waard geweest.

Blijf in jezelf geloven. Blijf dromen.

Een slecht advies trouwens, want om die droom uiteindelijk werkelijkheid te laten worden moet je toch vooral iets concreets doen. Daarom heb ik vaste schrijfmomenten, besteed ik mijn vrije dagen aan schrijven, lees ik veel romans en vraag ik mede-schrijvers om feedback te geven op mijn verhalen. Opdat ze steeds ietsje beter worden en ik steeds meer leer over de kunst van verhalen vertellen op papier.

Wat als het niet lukt?

Hoewel dat leuk klinkt, een paar ochtenden schrijven in een koffiezaakje, voelt het soms zinloos. Daar zit ik dan, weer een paar honderd woorden te tikken aan een verhaal dat misschien een handvol mensen zal lezen en wat de problemen in deze wereld niet oplost. Niet eens een klein beetje.

Soms loop ik na zo’n ochtend hoopvol naar huis, tevreden met het verhaal en de vooruitgang die ik geboekt heb. Vaker hoor ik een stem die echoot: wat als het niet lukt? Niet lukt, niet lukt, niet lukt..

Dan houd je er in plaats van geluk toch vooral een gevoel van weemoed aan over:

”Goal setting—especially for audacious goals that are unlikely to be met—might lead to a lot more unhappiness than happiness.”

Arthur C. Brooks

Of, in de woorden van schrijver Deepak Chopra:

”Being overly attached to anything in life invites suffering.”

Dromen vragen om offers. Soms klein. Soms groter. En dan nog krijg je geen garantie dat ze daadwerkelijk uitkomen. Alle tijd en moeite die je erin steekt zou net zo goed zinloos kunnen zijn.

En daarom heb ik dus een hekel aan Leah. Omdat ze nog zo jong is en nu al zo goed schrijft, waardoor de kans dat haar schrijfdroom uitkomt een stuk groter is. Ze heeft nog zoveel tijd, is al zoveel verder met deze kunstvorm dan ik was toen ik haar leeftijd had.

Soms beangstigt dat me. Alsof onze gedeelde droom dat ook doorheeft en dan plots naar haar overspringt. Sorry, zal het zeggen, maar bij jou is het een aflopende zaak, dat moet je zelf toch ook zien?

Ik ben trots op je, kind

Hoewel dromen soms zo ver weg lijken dat het zinloos voelt om ze achterna te jagen, helpt het om te herinneren waarom je dit ook alweer wilde. Dat helpt mij althans. Dromen komen vaak uit de diepte van onszelf en op het moment dat ze voorzichtig naar de oppervlakte komen, kleven er al snel allerlei onbelangrijke zaken aan. Als wespen op een glas cola. Het ging je om de cola, maar nu moet je ineens iets met de wesp voordat je bij de cola kunt komen.

Bekendheid. Geld. Macht. Roem. Applaus. Je moeder die zegt dat ze trots op je is.

Voor je het weet schrijf je niet meer om het schrijven zelf, maar om de erkenning die je verwacht te krijgen nadat je jouw woorden publiceert.

Als je jezelf daar dus op betrapt – bijvoorbeeld omdat je bepaalde gevoelens koestert tegen een niet nader te noemen jong persoon –helpt het om terug te keren naar die diepte: wat was de intrinsieke reden waarom je voor deze droom koos? Als je al die extrinsieke motivaties loslaat, wat zit daar dan achter?

Ik kan dat het beste verwoorden met een citaat van schrijver Zadie Smith:

”The very reason I write is so that I might not sleepwalk through my entire life.”

Ik schrijf niet om een strijd te winnen van een mede-schrijver (een strijd die overigens alleen bestaat in mijn hoofd) of om beroemd te worden. Ik schrijf omdat ik niet slaapwandelend door het leven wil gaan, elk moment in me op wil nemen en dat nu eenmaal het beste kan doen door het te vangen in een verhaal. En dat kan ik altijd doen – ook als er geen uitgever is die met een contract staat te zwaaien.

Misschien is (groots) dromen helemaal niet zo zinloos. Zolang je er maar niet te gehecht aan raakt en af en toe die wesp van je cola slaat.

(Sorry Leah).

0
1
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x