Hoe onze obsessie met foto’s onze ervaringen verandert

‘Kijk eens,’ app ik naar mijn vriend. ‘Hier stonden we vorige week. Echt.’ Op de foto is een bergtop te zien, een blauwe lucht, kleine, paarse bloemen waarvan ik de naam niet weet. Ik nam me voor me bij thuiskomst te verdiepen in de diverse soorten alpenbloemen, maar daar is het nog niet van gekomen.

Stapels foto’s als steenmannetjes

In totaal maakten we een paar honderd foto’s. In een paar dagen tijd. Dat klinkt krankzinnig en dat ís het ook, maar we konden niet anders. De natuur was zo adembenemend mooi, zo anders dan hoe we het kenden, het maakte ons stil alsof we toeschouwers waren bij een voorstelling waarvan we niet zeker wisten of het voor ons bestemd was, alsof we er mochten zijn. En tegelijk stopten we om de paar minuten, fluisterden we verwonderd hoe mooi het was, maakten we een snelle foto.

Die foto’s maakten we om iets van de verwondering die we voelden te kunnen vasthouden, om de schoonheid van de natuur te vangen in pixels, om later te kunnen delen op social media, als bewijslast. Wij zijn hier geweest. Echt waar. Anderen die ons voorgingen stapelden stenen op elkaar tot ze herkenbare torentjes vormden. Zogeheten steenmannetjes. Om de plek te markeren, in een poging het moment meer te laten beklijven. Wij maakten onze eigen steenstapels, foto na foto stapelden we op elkaar in de fotogalerij van onze smartphones.

Mijn vriend bekende al snel dat hij een haat-liefdeverhouding heeft met foto’s maken. Ik herkende het. Foto’s maken betekent je spiegelreflexcamera of smartphone bij de hand houden op een plek waar je het liefst alle elektronica laat voor wat het is. Het paradoxale ervan is dat je foto’s maakt zodat ze je kunnen terugbrengen naar het moment. Zodat je het gevoel hebt dat je weer even daar bent, op die onvoorstelbaar mooie plek. Maar in dat moment was je alleen bezig met het maken van de foto. Je maakt een foto om dat moment opnieuw te beleven, terwijl dat moment bestond uit het maken van de foto, waardoor je de natuur op afstand zette, jezelf juist verhinderde om daar echt te zijn.

Susan Sontag schrijft in haar boek On Photography kritisch over de ontstane pics or it didn’t happen’-cultuur. De camera staat volgens haar juist tussen ons en het moment in, in plaats van het ons dichterbij brengt:

‘Most tourists feel compelled to put the camera between themselves and whatever is remarkable that they encounter. Unsure of other responses, they take a picture. This gives shape to the experience: stop, take a photograph, and move on.’

– Susan Sontag, On Photography

We gebruiken de camera om onze onzekerheid op nieuwe plekken op afstand te houden, om onszelf een houding te geven en daarmee benadrukken we dat wij daar, op die plek, niet thuishoren. Juist door de klik van de camera houden we de plek op afstand, veranderen we de ervaring en beroven we onszelf volgens Sontag van het moment: ‘Taking photographs is not only a way of certifying experience; it’s also a way of refusing it – by limiting experience to a search for the photogenic, by converting experience into an image, a souvenir.’

De Mona Lisa gevangen in haar eigen schoonheid

Het doet me denken aan een regenachtig Parijs afgelopen februari, toen ik het Louvre bezocht en voor het eerst in mijn leven de Mona Lisa aanschouwde. Of nou ja, ik aanschouwde vooral de lange rij achterhoofden met omhooggehouden telefoonschermpjes waardoor ik de Mona Lisa eerst door het scherm van een ander zag. En daarna pas met mijn eigen ogen. Ik weet nog hoe treurig ik het vond. De Mona Lisa die daar ten onder ging aan haar eigen succes, gevangen in haar eigen schoonheid. Door haar populariteit zou niemand haar zien zoals het bedoeld was, bleef ze verborgen achter een dikke laag museumglas, een dranghek, vier bewakers en een eindeloze rij achterhoofden. Zichtbaar door een scherm.

Een tweederangs ervaring in de wetenschap dat ik nooit dichterbij zou komen.

Een foto kan je van de ervaring beroven die je juist wil vastleggen. Daarnaast verandert het je herinnering. In plaats van je de vakantie te herinneren zoals het was, inclusief de momenten waarop je bezweet je haren uit je gezicht veegde en uitriep dat je dit nooit meer zou doen, inclusief de geïrriteerde opmerking richting je partner, inclusief die keer waarop het eten niet zo Instagram worthy was, inclusief de doorwaakte nacht op de slaapzaal omdat Tobi uit Duitsland bleek te snurken, maar ook dat leuke gesprekje met Martha uit Brussel, de koffie die nooit eerder zo goed smaakte dan na die urenlange hike en de zon die zich na een fikse onweersbui weer liet zien, herinner je je de foto’s.

Je onthoudt wat je hebt gemaakt, bewaard, teruggekeken

Jaren later vergeet je alle tussendoor-momenten, de momenten die een wezenlijk onderdeel van de reis waren maar net niet bijzonder genoeg om terug te zien in je filmrol en je onthoudt de beelden die je hebt gemaakt, bewaard en teruggekeken. De reis wordt teruggebracht tot enkel hoogtepunten, momenten die om wat voor reden dan ook de moeite waard waren om te bewaren voor later.

Het is dus niet alleen onmogelijk om een hele vakantie waarheidsgetrouw vast te leggen; de focus op wat er achteraf van bewaard zal blijven zorgt er mogelijk ook voor dat je minder van de vakantie geniet op het moment zelf.

Sontag schreef haar essaybundel over fotografie en de ruimte die het in onze levens inneemt in 1973. Toen het internet nog niet bestond, digitale fotografie nog niet was uitgevonden, we geen camera’s in onze broekzak droegen, het woord selfiestick geen betekenis had en we de waarde van ons leven niet bepaalden aan de hand van ons Instagram-profiel.

Ik vraag me af wat Sontag over deze tijd zou schrijven in de wetenschap dat, hoewel ik me in haar gedachtegang kan vinden, ik me waarschijnlijk schuldig zal blijven maken aan overtollige foto’s op momenten die erom vragen te worden ervaren en niet vastgelegd.

1
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x