Liever pizza’s bakken dan een bullshitbaan

Pizza's bakken is geen bullshitbaan

Soms vraag ik me af of ik een bullshitbaan heb. Zo’n baan waarbij niemand je echt zou missen als je ermee ophield en waarmee je niets nuttigs toevoegt aan de maatschappij. Zo’n baan waarmee je geen dent in the universe maakt, geen deuk in een pakje boter slaat. Een baan die net zo goed niet zou kunnen bestaan en zelfs bijdraagt aan tekorten op andere (belangrijker) plekken – want in de tijd dat je een post schrijft voor social media of een presentatie maakt in Canva, zou je ook iemands billen kunnen wassen in een verzorgingstehuis.

Misschien is billen wassen niet je ding

Nog even los van of je daar gelukkig(er) van zou worden; het moet je ook liggen. Daar staan sociologen en antropologen die spreken over bullshitbanen en hoe we ‘gewoon’ mensen moeten motiveren van baan te wisselen te weinig bij stil. Als je mensen vooral vervelend vindt en weinig geduld hebt, is billen wassen misschien niet je ding en moet je wellicht een ander soort zinvolle baan overwegen.

In mijn straat zit een pizzeria waar ik na mijn werk langsfiets. Soms zetten ze de zijdeur naar de keuken open, omdat het zo heet is bij de steenoven. Dan zie ik pizzabakkers met opgerolde mouwen en zweetdruppels op hun voorhoofd in volle concentratie deeg kneden en saus uitsmeren over dunne bodems. Pizzajongens laden de bestelde pizza’s in en stappen op hun fietsen, in de ruimte voor de keuken klinkt het geluid van een pinbon die wordt uitgeprint. Mensen voeden, letterlijk met je handen werken en iedere dag in de weer zijn met eten; soms kijk ik er met lichte jaloezie naar. Deze pizzabakkers hebben allesbehalve een bullshitbaan.

Voorheen was ik copywriter en toen deed ik soms werk waarmee ik van weinig toegevoegde waarde was. Als startende freelancer neem je alle opdrachten aan (ook als je geurend kattenvoer aan de man – excuus, kat – moet zien te brengen of een artikel mag schrijven over de voordelen van SaaS-oplossingen).

Tot je op het punt komt dat dat begint te wringen.

Dan vraag je je af: wat heeft de aarde eraan als ik mensen met teksten probeer te overtuigen om een vliegvakantie te boeken? En als de verkoopcijfers van dat merk kattenvoer stijgen, wie is daar dan echt mee geholpen?

Ik besloot alleen nog te werken voor merken en organisaties die de wereld een stukje mooier maken. Schreef teksten voor een voedingsconsulente, een traumacoach, dierenartsen en een organisatie die zich inzette voor schoon drinkwater in Kenia.

Tot ik ook de impact daarvan in twijfel trok: leuk, zo’n dierenarts helpen om meer klanten te krijgen, maar moeten we niet juist minder huisdieren houden in ons land waar bijna de helft van de bevolking één of meerdere huisdieren heeft? En een voedingsconsulente die witvis voorschrijft, vind ik dat wel oké als parttime veganist? Als je die redenering doortrekt, is in feite elke organisatie bullshit. Omdat hun impact beperkt is, ze in meer of mindere mate vervuilend zijn en ook gewoon winst willen maken. Zodat ze eens een keer pizza kunnen eten op vrijdagavond – of witvis, als je voedingsconsulente bent.

Die existentiële twijfel over mijn werk en hoe ik daarmee kon bijdragen aan een mooiere wereld – iets wat in 2015 nog geen holle frase was – leidde bij mij tot het besef dat mijn pogingen zinloos waren. In welk jasje ik het ook verpakte, mijn werk was gewoon niet zo nuttig. Mijn opdrachtgevers zouden een andere tekstschrijver vinden als ik ermee zou stoppen. Of zelf een paar zinnen schrijven. Niemand zou me missen. Mijn werk deed er niet toe. Niet echt.

Welk werk doet ertoe?

Het was een van de redenen waarom ik uiteindelijk bij een non-profitorganisatie aan de slag ging in de zorgsector. Een organisatie met een duidelijk doel: mensen beter maken. Dat heeft sowieso nut. Toch doemt ook in mijn huidige werk soms de gedachte op dat het er allemaal niet toe doet. Ik bén niet degene die de mensen beter maakt. Ik geef adviezen, schrijf teksten, verzin leuke campagnes, bouw mee aan het (positieve) imago. Maar feitelijk zijn dat randtaken die er niet écht toe doen – niet in het licht van al die mensen die onderzoek doen naar de juiste medicijnen, operaties uitvoeren of, inderdaad, iemands billen wassen.

Help. Daar gaan we weer.

David Graeber, grondlegger van de term ‘bullshit jobs‘, definieert de term als volgt:

The definition of a ‘bullshit job’ is a job in which people feel that they are contributing little to nothing to society, or maybe even harming society.

Hoewel Graeber aangeeft dat meer dan de helft van de Europese banen nutteloos zijn, beschrijft hij ook dat hij niet kan bepalen of een individuele baan zinloos is of niet. Alleen degene die de baan heeft kan van zijn of haar eigen baan vaststellen of het een bullshit job is. In Nederland lijkt het relatief mee te vallen: uit onderzoek in 2020 onder werknemers blijkt dat 5% naar eigen zeggen een bullshit job heeft en 15% zijn of haar werk het grootste deel van de tijd onzinnig vindt. In Europa staan we daarmee onderaan de lijst.

‘I would not presume to tell someone who is convinced they are making a meaningful contribution to the world that, really, they are not. There can be no objective measure of social value.’

– David Graeber

Los van of een baan inhoudelijk zinvol is of niet, een baan hebben is per definitie zinnig. Want als we alle mensen die aangeven dat hun werk nutteloos is nu ontslaan, creëren we een ander probleem. Mensen moeten andere vormen van zingeving zoeken. Lukt dat niet, dan belanden ze misschien wel in de psychiatrische hulpverlening of bij coaches die hen helpen om hun leven opnieuw richting te geven. Levert wel meteen weer wat werk op.

Een baan is meer dan de maatschappelijke waarde ervan

Misschien moeten we het accepteren: misschien heeft het grootste deel van onze samenleving nu eenmaal een baan die er niet echt toe doet. Voor het grotere plaatje, althans. Want voor onszelf doen die banen er wel degelijk toe. Ze zorgen voor structuur in de dag, een goed gevoel als je naar huis gaat, wisselende sociale contacten (nee, niet dat soort contacten), een inkomen waardoor we fijn kunnen wonen en af en toe een ginger beer kunnen drinken op een zonnig zomerterras. Met een beetje geluk zorgen de banen er ook voor dat we onszelf kunnen ontwikkelen, steeds beter in iets worden en geeft dat ons ook voldoening.

Niet iedereen kan een pizzabakker zijn. Maar we kunnen ons werk wel afmeten aan meer dan alleen het antwoord op de vraag of het maatschappelijk (heel) relevant is wat we doen. Een baan is namelijk meer dan de waarde die we er als samenleving aan hechten. Het gaat om de betekenis die je er zelf aan geeft.

Of jouw baan bullshit is, hangt af van hoe je er zelf naar kijkt en het verhaal dat je er zelf van maakt.

Als fysiotherapeut kun je denken: ik help mensen die met een suffe kantoorbaan hun houding verpesten van hun nekklachten af en ik zorg dat rijkelui na een knieblessure toch weer op skivakantie kunnen in maart. Je kunt er ook anders naar kijken: ik zorg ervoor dat mensen zich weer vrij en zonder pijn kunnen bewegen en dat is iets wat hun leven iedere dag positief beïnvloed.

Jezelf afvragen in hoeverre jouw baan zinvol is kan een mooi inzicht opleveren. Misschien hecht je inderdaad meer waarde aan ander soort werk en kun je een opleiding volgen en je meer in die richting bewegen. Maar misschien kom je er ook achter dat het ‘m vooral zit in hoe je naar jouw werk kijkt en heb je er meer aan om dat te veranderen. Je baan kan zinloos of zinvol zijn. Beide werkelijkheden zijn waar – maar voor welke kies je?

Mocht je toch een carrièreswitch overwegen; de pizzabakkers in mijn straat hebben altijd een lach op hun gezicht en lol in de keuken. Ik zou het wel weten.

0
1
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x